Selecteer een pagina

Wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 naar Tweede Kamer

20 mrt 2025Nieuwsbericht

De staatssecretaris van Financiën heeft het voorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel is een reactie op arresten waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3 de in het Kerstarrest geconstateerde verdragsschending onvoldoende wegnemen. Het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht worden geschonden als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijk rendement. Het wetsvoorstel voert een tegenbewijsregeling in box 3 in, waarmee belastingplichtigen aannemelijk kunnen maken dat het werkelijk rendement lager is dan het forfaitair berekende rendement. De Hoge Raad heeft uitgangspunten geformuleerd voor de vaststelling van het werkelijk rendement, die in het wetsvoorstel zijn overgenomen en waar nodig zijn uitgewerkt.

Uitgangspunten

In dit wetsvoorstel is aansluiting gezocht bij de voorgenomen bepalingen uit het nog in te dienen voorstel Wet werkelijk rendement box 3. De tegenbewijsregeling geldt met terugwerkende kracht tot 2017 voor belastingplichtigen van wie de definitieve aanslag op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond en die tijdig bezwaar of een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben ingediend. Niet-bezwaarmakers moeten de uitkomst van de procedure massaal bezwaar plus afwachten. Voor de jaren 2021 en later kunnen alle belastingplichtigen met box 3-inkomen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling.

Berekening werkelijk rendement

Het werkelijk rendement moet over het gehele box 3-vermogen per jaar worden bepaald, zonder rekening te houden met het heffingvrije vermogen. Het rendement op vrijgesteld vermogen behoort niet tot het werkelijk rendement. Het werkelijk rendement omvat alle positieve en negatieve resultaten uit het box 3-vermogen. Dit betreft het directe rendement, zoals rente, huur en dividend, maar ook (on)gerealiseerde waardeontwikkelingen. Met kosten wordt geen rekening gehouden. De vermogensaanwas wordt bepaald op het verschil tussen de waarde van de bezittingen en schulden aan het eind en aan het begin van het kalenderjaar. Dit verschil wordt verminderd met stortingen en vermeerderd met onttrekkingen. Een waardestijging van een bezitting als gevolg van investeringen behoort niet tot het rendement. Investeringen zijn uitgaven, die betrekking hebben op verbetering en uitbreiding van de zaak. Nieuw vermogen in box 3 wordt aangemerkt als een storting. Als het werkelijk rendement negatief is, wordt het box 3-inkomen op nihil gesteld.

Eigen gebruik onroerende zaak

Het voordeel van eigen gebruik van een onroerende zaak in box 3 wordt voor de jaren tot en met 2025 op nihil gesteld. Met ingang van 2026 wordt het voordeel gesteld op de economische huurwaarde van de onroerende zaak. Dat is de huurprijs die onder normale omstandigheden bedongen kan worden.

Overige aspecten bepaling werkelijk rendement

Met de in de Wet IB 2001 opgenomen schuldendrempel in box 3 wordt geen rekening gehouden bij de bepaling van het werkelijk rendement. Dat betekent dat de rente op het totaal van de schulden in mindering komt op het rendement. De vrijstelling voor groene beleggingen wordt in de verhouding van de geldende vrijstelling en de waarde van de groene beleggingen op 1 januari toegepast op het behaalde rendement op deze beleggingen. Voor de bepaling van het genietingstijdstip van reguliere voordelen geldt het kasstelsel. Dat betekent dat het tijdstip van ontvangst van rente, dividend en huur doorslaggevend is voor de toerekening aan een jaar. Uitgangspunt bij de bepaling van het werkelijk rendement is het zakelijkheidsbeginsel. In gelieerde verhoudingen kunnen transacties voorkomen met onzakelijke elementen als een te hoge of te lage prijs of een te hoge of te lage rente of huur. Deze onzakelijke elementen worden genegeerd bij de bepaling van het werkelijk rendement.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2025-0000063137 | 10-03-2025


Meer weten? Neem direct contact met ons op

5 + 2 =

Het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 is naar de Tweede Kamer gestuurd. Het betreft de wettelijke vastlegging van verschillende arresten van de Hoge raad vanaf 4 juni 2024 over aanvullend rechtsherstel in box 3.

Hoge Raad: aanvullend rechtsherstel box 3

Binnenhof

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat u in box 3 het – door de Hoge Raad gedefinieerde – werkelijke rendement in aanmerking mag nemen als dit lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement. De Hoge Raad gaf daarbij en ook in latere arresten aanwijzingen hoe dit werkelijke rendement berekend moet worden.

Voor wie?

Dit aanvullende rechtsherstel geldt voor de belastingjaren vanaf 2021 voor alle belastingplichtigen met box 3-inkomen. Voor de jaren 2017-2020 geldt het aanvullende rechtsherstel voor alle belastingplichtigen met box 3-inkomen van wie de definitieve aanslag inkomstenbelasting op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond, en er tijdig bezwaar is gemaakt of is verzocht om ambtshalve vermindering. In deze laatste categorie vallen ook de belastingplichtigen die destijds tijdig bezwaar hebben gemaakt en voor wie het eerste rechtsherstel is toegepast. Zij kunnen ook bij dit tweede rechtsherstel meedoen (waarbij zij voor de jaren 2017-2019 wel tijdig een verzoek om ambtshalve vermindering moeten hebben ingediend). Voor belastingplichtigen die voor oude jaren niet tijdig bezwaar hebben gemaakt, loopt nog de separate MB+-procedure.

Aanwijzingen Hoge Raad over werkelijke rendement

Kort samengevat komt het erop neer dat het gaat om het werkelijk gerealiseerde én ongerealiseerde rendement op uw gehele vermogen in box 3 zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, met inflatie mag geen rekening worden gehouden.

Aftrek van kosten is niet mogelijk. Alleen rente van schulden in box 3 zijn aftrekbaar. Verder behoort de waardevermeerdering van een bezitting, zoals een onroerende zaak, die voortvloeit uit uitgaven die leiden tot verbetering of uitbreiding van die bezitting, niet tot het werkelijke rendement.

De bepaling van het werkelijke rendement van een woning vindt plaats op basis van de WOZ-waarden aan het begin van het jaar en aan het begin van het daaropvolgende jaar. Bij aan/verkoop in een jaar wordt de aldus berekende waardeverandering tijdsevenredig tussen verkoper en koper verdeeld.

Wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3

De aanwijzingen van de Hoge Raad zijn verwerkt in het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3. Op een aantal punten bevat het wetsvoorstel nog nadere regels. Zo oordeelde de Hoge Raad dat het voordeel wegens eigen gebruik van een onroerende zaak onder de huidige wettelijke regels nul moet bedragen. Voor de jaren tot en met 2025 is dit ook zo in het wetsvoorstel meegenomen, maar vanaf 2026 wordt een wettelijke regeling geïntroduceerd voor het bepalen van het inkomen voor dit eigen gebruik en telt dit dus wel mee.

Formulier OWR

Vanaf de zomer 2025 komt een formulier Opgaaf werkelijk rendement (OWR) beschikbaar waarmee een beroep gedaan kan worden op de tegenbewijsregeling. Om dit formulier juist en volledig te kunnen invullen is waarschijnlijk veel informatie van u nodig. 

Wellicht heeft u hierover al contact gehad met een van onze adviseurs. Binnenkort zullen wij u hierover in ieder geval nader informeren. Als u gebruik wilt maken van de tegenbewijsregeling, is het namelijk belangrijk dat wij op tijd over de benodigde informatie beschikken.

Tot en met (waarschijnlijk) 2027

De mogelijkheid om een beroep te doen op de tegenbewijsregeling blijft waarschijnlijk tot en met het belastingjaar 2027 bestaan. Vanaf het belastingjaar 2025 hoeft dat niet meer met het formulier OWR maar is in de aangifte inkomstenbelasting daarvoor een mogelijkheid opgenomen.

Het streven van het kabinet is om vanaf het belastingjaar 2028 een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement te introduceren. Het wetsvoorstel voor dit nieuwe stelsel wordt naar verwachting over enkele weken aan de Tweede Kamer aangeboden.



Meer weten? Neem direct contact met ons op

4 + 7 =

Share This